Deltaprogramma 2014,

Aangepast Deltaprogramma
Zeespiegelstijging en klimaatverandering vragen om een Deltaprogramma dat heel Nederland ook in de toekomst beschermt tegen hoog water. Daarnaast moeten we kunnen beschikken over voldoende zoet water. Het is zinvol om hierbij gebruik te maken van de aanwezige infrastructuur en rekening te houden met natuurlijke processen. In een land dat voor het grootste deel beneden de zeespiegel ligt, mogen we onze defensieve houding niet laten varen.

Preventieve aanpak
Uit onderzoek en publicaties blijkt dat preventie veruit het meest effectief is. Voor waterveiligheid betekent dit allereerst het beperken van de totale lengte aan primaire waterkeringen, deze vervolgens op orde zien te krijgen en te houden. Dit benadrukte Han Vrijling met klem bij zijn afscheid als hoogleraar waterbouwkunde. De veiligheid aan de zeezijde kan worden versterkt door gebruik te maken van de kustzone als zandrivier. Dat gebeurt nu al met zandsuppleties. Met golfdempers voor de kust valt bovendien kustafslag te voorkomen en is het zandtransport te sturen. De projecten van Ruimte voor de Rivier maken dat het rivierwater sneller doorstroomt. Bij extreem hoge afvoeren in combinatie met een hoge zeewaterstand, krijgt de Zuidwestelijke Delta plotseling het merendeel van het rivierwater voor haar kiezen. Om die reden is een maximale en stevig omdijkte noodberging nodig. Alle deltabekkens, behalve het kwetsbare Volkerak-Zoommeer, behoren spoedig als een gezamenlijke berging inzetbaar te zijn.

Verlies zoet water veroorzaakt problemen
Na de oorlog zijn de herstelde Rotterdamse stadshavens ontzien en zag men bij de Deltawerken af van sluiting van de Nieuwe Waterweg. Inmiddels ligt het zwaartepunt van Port of Rotterdam aan de zeezijde. Een onnodig open Nieuwe Waterweg veroorzaakt verzilting en zorgt ervoor dat de Zuidwestelijke Delta verstoken blijft van continue aanvoer van zoet water. Gebrek aan doorstroming veroorzaakt al jaren ernstige milieuproblemen. Het zoetwatertekort is momenteel nijpend. Hoe is het mogelijk dat men overweegt om het Volkerak-Zoommeer te verzilten. Terwijl mondiaal zoet water schaars wordt, verdwijnt het meeste rivierwater dat Nederland binnenstroomt rechtstreeks en ongebruikt in zee.

Open zeeverbinding voor duurzame vismigratie
Wil Nederland voldoen aan haar internationale verplichtingen voor vismigratie en aan het belangrijkste natuurdoel van het Nationaal Waterplan, dan is toch een permanent open verbinding met zee vereist. De Kier is daarvoor geen oplossing! Nu zijn estuaria, open verbindingen van rivieren met zee, in het te laag gelegen Nederland maatschappelijk alleen acceptabel door het verlengen van de stroomroute. Zee en zoutgrens schuiven hiermee als het ware westwaarts op. Waarom zou er zeewater tegen de Grevelingendam en de Oesterdam moeten klotsen? Grenst de zee niet natuurlijker aan de Brouwersdam en de Oosterscheldedam? Maar ook estuaria in zee vereisen voldoende aanvoer van zoet water.

Lek van Holland dichten
De sleutel tot een klimaatbestendig Nederland is het dichten van het ‘Lek van Holland’. Met zeesluizen in de Nieuwe Waterweg komt een overvloed aan zoet water beschikbaar. Dit water is nodig voor het tegengaan van verzilting, voor de landbouw, huishoudelijk gebruik, industrie, natuur en de export van zoet water. Daarbij behoren de bestaande zoetwatervoorraden behouden te blijven en waar nodig uitgebreid.

Geen lapmiddelen maar watergaranties
Het Deltaprogramma wijkt af van die koers. Diverse landelijk samenhangende plannen werden bij het Deltaprogramma niet of nauwelijks getoetst en vergeleken op hun bijdragen aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en milieu en bleven ongebruikt liggen. Regionale planvorming is onoverzichtelijk en door consensus en trechtering wordt gemarchandeerd met de nationale waterveiligheid. Er is bij het Deltaprogramma sprake van afscherming van de eigen ambtelijke planvorming en het opstapelen en ineenschuiven van deelprogramma’s. Terwijl de gewenste aanpak van de landelijke waterproblemen in grote lijnen duidelijk is, wijkt juist het Deltaprogramma af.

Vaak is men amper bewust van de effecten van afwijkende plannen. Projecten die zee en zout verder binnenhalen brengen de veiligheid en de zoetwatervoorziening in de problemen en vernietigen recente verworvenheden van de Deltawerken. Vervolgens zijn er nieuwe projecten toegevoegd, die de zelf veroorzaakte problemen weer moeten oplossen. Met bellenschermen, scheidingssystemen voor zoet en zout bij sluizen, het verplaatsen van inlaatpunten, alternatieve kleinschalige aanvoer van zoet water, vervanging van kunstwerken, de verdringingsreeks en tal van noodmaatregelen probeert men de aangerichte schade te beperken. Zo komen we geen stap verder en van een haalbaar plan voor een estuarium is geen sprake.

Onverantwoorde hoofdkeuze
Het Deltaprogramma vermeldt dat de Nieuwe Waterweg open blijft en dat er pas na 2070 wordt gedacht over vervanging van de Maeslantkering. Meent men nog altijd met een bellenpluim de toenemende verzilting tegen te gaan? Spelen we Russische roulette met de nationale waterveiligheid? Waarom wachten met zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg tot we met de rug tegen de muur staan? Dit is onbegrijpelijk en onverantwoord. Een maatregel waar rond 2050 geen ontkomen meer aan is, kan beter zo ver mogelijk naar voor worden geschoven, vooral als ze probleemoplossend en kosteneffectief bijdraagt aan vrijwel alle wateropgaven van het Nationaal Waterplan. Adviesgroep Borm & Huijgens is van mening dat het de hoogste tijd wordt voor een preventieve koers van het Deltaprogramma om een watersnoodramp te voorkomen.


Wil Borm
Clemens de Witte
Adviesgroep Borm & Huijgens WaterForum 14 augustus 2013